Vooral oudere mannen krijgen te weinig zorg

De overheid wil dat hulpbehoevende ouderen meer beroep doen op hun eigen netwerk. VU-zorgwetenschappers maken zich grote zorgen, omdat de trend juist is dat steeds meer ouderen, vooral mannen, niet de zorg krijgen die ze nodig hebben.

Dankzij verbeterde behandeling van ziekten als hart- en vaatziekten en kanker, die tot voor kort veelal fataal waren, leven we langer. De keerzijde is dat langer leven vroeger of later leidt tot behoefte aan langdurige zorg. Maar wie gaat die zorg verlenen, zorginstellingen of mensen uit de eigen kring? Om die vraag te kunnen beantwoorden, hebben we inzicht nodig in de ontwikkeling van de zorgvraag in de afgelopen decennia. Twee zaken zijn daarbij van belang.

Ten eerste is het zorggebruik door ouderen aan verandering onderhevig? Als betere behandeling van ziekten de zorgbehoefte zou verminderen, zou dat kunnen leiden tot afname van de zorgvraag.

Mannen krijgen vaker zorg van hun partner of helemaal geen zorg

Ten tweede is er verandering te bespeuren in wie de zorg aanbiedt? Wordt die meer door mensen uit eigen kring aangeboden, zoals de overheid graag wil, en leidt dit dan tot een afnemend beroep op de formele zorg?  Die vraag hebben wij onderzocht met gegevens van oudere vrouwen en mannen van 70 jaar en ouder, die deelnamen aan de Longitudinal Aging Study Amsterdam in de periode 1995-2016.

Verschillen

Uit ons onderzoek blijkt dat mannen gemiddeld over de twee decennia meer persoonlijke zorg krijgen van de partner of helemaal geen zorg, en vrouwen meer zorg van anderen, dat wil zeggen mantelzorg van kinderen, particuliere hulp, formele thuiszorg of zorg in een zorginstelling.

Dit is grotendeels te verklaren uit genderverschillen in de persoonlijke sociale situatie, zoals de aanwezigheid van een partner en kinderen. Ook verschillen in opleiding en ervaren regie dragen bij aan het type zorg dat oudere vrouwen en mannen gebruiken.

Dat meer vrouwen dan mannen worden opgenomen in een zorginstelling, komt ook doordat vrouwen gemiddeld langer leven met een slechtere gezondheid dan mannen. Voor genderverschillen in het gebruik van particuliere thuiszorg en het niet-gebruik van zorg konden we geen verklaring vinden.

Veranderingen

Ons onderzoek laat verschillende veranderingen in zorggebruik zien sinds 1995. Zowel mannen als vrouwen maken meer gebruik van thuiszorg, en worden minder vaak opgenomen in een zorginstelling. Omdat we rekening hebben gehouden met individuele verklarende factoren zoals de gezondheid, de persoonlijke sociale situatie, het opleidingsniveau en de ervaren regie, moeten we de verklaring van deze veranderingen buiten de persoonlijke kenmerken zoeken. De ontwikkelingen weerspiegelen het restrictiever worden van het beleid voor langdurige zorg:  ‘thuis zolang het kan’.

Bij het strenger worden van de criteria voor formele zorg, zou je een toename verwachten van het gebruik van alternatieve zorgtypen, zoals informele zorg en particulier betaalde zorg. Maar we zien eerder het tegendeel: het gebruik van deze twee zorgtypen is in de loop van de tijd ook afgenomen.

Voor zowel vrouwen als mannen is het gebruik van informele zorg door kinderen duidelijk afgenomen

Voor zowel vrouwen als mannen neemt het gebruik van informele zorg door anderen dan de partner duidelijk af. We hebben het hier over zorg die vooral door volwassen kinderen wordt gegeven. Uit onze gegevens kunnen we niet opmaken waarop deze afname berust. Wel weten we dat de arbeidsparticipatie bij vrouwen sterk is toegenomen. Dat kan het verlenen van mantelzorg in de weg zitten, omdat tijd niet oneindig rekbaar is. Daar komt nog bij dat hulpbehoevende ouders hun werkende kinderen wellicht niet met hun zorgvraag willen belasten. Tot slot spelen veranderingen in gezinsstructuren een rol. Er zijn steeds meer samengestelde gezinnen, door scheiding en hertrouwen. Stiefkinderen verlenen op latere leeftijd minder vaak zorg aan hun stiefouders.

Grotere genderkloof

Er zijn steeds meer ouderen, vooral oudere mannen, die geen zorg gebruiken. Die toename wordt niet veroorzaakt door verbeteringen van de gezondheid of de sociale situatie. Het wijst vooral op het effect van een restrictiever zorgbeleid. Met andere woorden, oudere mannen blijken meer dan oudere vrouwen getroffen te worden door een afnemend aanbod van informele en formele zorg.

Vrouwen zijn mogelijk actiever en volhardender in het zoeken naar zorg. We zien dat verschil ook bij particulier betaalde zorg. Het lijkt erop dat vrouwen meer in staat of bereid zijn om zorg in te kopen bij particuliere thuiszorgaanbieders.

De groeiende genderkloof in het niet-gebruiken van zorg geeft aanleiding tot bezorgdheid over een toename van onvervulde zorgbehoeften, vooral bij oudere mannen. Zeker nu ouderen langer leven met een chronische ziekte, kan de behoefte aan langdurige zorg groeien.

Neem gender in acht

Samengevat: het zorggebruik tussen 1995 en 2016 vertoont bij zowel mannen als vrouwen een daling. Dit resulteert onder meer in een groter aandeel mensen dat géén zorg gebruikt. Deze trend is het meest zichtbaar bij oudere mannen, en kan niet worden verklaard door persoonlijke factoren zoals een betere gezondheid, sociale situatie of eigen regie. Deze trend zal weerbarstig zijn tegenover beleidsvoornemens om meer beroep te laten doen op informele zorg. Gezien de toenemende genderverschillen in zorggebruik is het bovendien van belang de rol van gender meer in acht te nemen bij het beleid voor langdurige zorg.

Dorly Deeg is emeritus-hoogleraar epidemiologie van de veroudering aan de Amsterdam Universitaire Medische Centra, locatie VUmc, en auteur van het boek ‘Gewonnen jaren; heldere inzichten over hoe wij ouder worden’. Marjolein Broese van Groenou is hoogleraar informele zorg in een veranderende samenleving aan de Vrije Universiteit. Deze bijdrage is gebaseerd op het artikel: Aaltonen M, Deeg D, Broese van Groenou, M, Trends in long-term care use among Dutch older men and women between 1995 and 2016: is the gender gap changing? Soc 2022.

 

Foto: Kampus Production via Pexels.com