Onlangs kraakten Peer van der Helm en Bert Wienen hier de jeugdzorg. Kern van hun kritiek is dat therapieën op traumatherapie na nagenoeg niet effectief zijn. En dat er nauwelijks aandacht is voor fundamentele vervreemdende processen, zoals competitie, consumentisme en zingeving, zoals Herbert Marcuse al in 1964 beschreef.
Harde kritiek
Weer andere auteurs hekelen het feit dat een voorheen publieke dienst onder invloed van het marktmechanisme is uitgegroeid tot een ware hulpindustrie. Arts en gezinstherapeut Flip Jan van Oenen wees er in het NRC op dat de jeugdzorg haar eigen effectiviteit steevast te rooskleurig voorstelt.
Van Oenen ziet de toename van problemen in de jeugdzorg als gevolg van het toegenomen hulpaanbod en een daarmee gepaard gaande pathologisering van normaal menselijk leed. Mensen nemen een slachtofferidentiteit aan en willen leniging van hun klachten. Met zijn kritiek staat hij in een lange traditie van kritiek op de ggz, van Jan Foudraine en de antipsychiatrie tot Trudy Dehue.
Tegenover de harde kritiek op de jeugdzorg staat haar onbetwistbare reden van bestaan
Tegenover de harde kritiek op de jeugdzorg staat haar onbetwistbare reden van bestaan, de leniging van psychosociaal leed van kinderen en jongeren met behulp van psychologische diagnostiek en behandeling. Duizenden jeugdzorgwerkers werken zich uit de naad om kwalitatief goede zorg te bieden. Ze zijn gedreven, ik zie het dagelijks om me heen, en werken keihard om hun professionaliteit op peil te houden, door scholing, intervisie, supervisie en werkervaring.
De organisatie van de jeugdzorg in basis ggz, specialistische ggz, hoogspecialistische ggz, jeugdbescherming, ambulante begeleiding, medische psychologie, specialistische klinieken, verslavingszorg is indrukwekkend. Al die gedreven en geïnspireerde energie wegzetten als hulpindustrie, nauwelijks effectief en bekrompen, is gemakkelijk. Voor een fijnzinnig antwoord op het leed van velen is een positief-kritisch ingestoken jeugdzorg nodig.
Vier keuzes
Een positief-kritische jeugdzorg dient een reëel antwoord te bieden op de concrete hulpvraag van jongeren in nood. Daarbij moeten we terughoudend zijn met het inpassen van maatschappelijke vergezichten in de praktijk van de dagelijkse hulpverlening. Wel vraagt deze tijd om radicale stappen, ik zeg het Van Oenen na.
Een positief-kritische jeugdzorg kenmerkt zich door vier keuzes.
Ten eerste gaat ze ervan uit dat het leven met veel ‘klein leed’ gepaard gaat, zonder dat te pathologiseren. Bestuurswetenschapper aan de vrije Universiteit Sharon Stellaard wees er in haar proefschrift Boemerangbeleid op dat de norm voor probleemgedrag nu ‘wellicht te strak is gesteld.’ Denk aan de lichte gevallen van ADHD, ASS, depressie, rouw, faalangst, en pas opgelopen trauma. Klachten die vragen om steun uit eigen kring, communicatie met elkaar, acceptatie, verdragen en een inclusieve samenleving. De hulpverlening moet hier leren nee te zeggen. Die strakke norm moet bovendien afgelegd worden in de benadering van meer ernstige problematiek.
Een positief-kritische jeugdzorg erkent dat er problemen zijn die de hulpverlening moeilijk kan oplossen
Ten tweede erkent een positief-kritische jeugdzorg dat hulpverlening geen goed antwoord heeft op vechtscheidingen en vele vormen van multicomplexe problematiek. In de loop van de afgelopen decennia is het aantal hulpverleners dat hierbij betrokken wordt, enorm toegenomen. De mate van machteloosheid weerspiegelt zich in het aantal betrokken hulpverleners. De daadkracht lijdt hier erg onder. Tegenover de steeds grotere inzet van menskracht en geld staat een vaak buitengewoon matig resultaat.
Een positief-kritische jeugdzorg erkent dat er problemen zijn die de hulpverlening moeilijk kan oplossen en dat meer zorg of doorverwijzing naar intensievere, meer specialistische hulp weinig aan dat feit verandert.
Niet pathologiseren
Ten derde houdt een positief-kritische jeugdzorg er rekening mee dat er leed is dat niet zozeer van psychosociale aard, maar eerder van culturele, economische of maatschappelijke aard is.
Zo is de jeugdzorg beperkt effectief in haar hulp voor jongeren om zich teweer te stellen tegen prestatiedruk of de druk om sociaal te scoren, populair te zijn in een maatschappij die daar erg veel belang aan hecht en jongeren uitstoot die niet aan allerhande hoge normen voldoen. Denk ook aan de kinderen van ouders die in armoede verkeren, met slechte behuizing en onderwijs van achterblijvende kwaliteit.
Een werkelijke oplossing hiervoor moet primair van de samenleving komen, niet van de jeugdzorg, zo betoogt emeritus-hoogleraar Pedagogiek aan de Universiteit Utrecht Micha de Winter begin dit jaar in de Volkskrant. Daarnaast dient de jeugdzorg de maatschappelijke factor met de jongere, de ouders en het onderwijs te bespreken. Niet pathologiseren, maar steun en bewustwording is het parool.
De effectiviteit van de hulp is niet ‘groot’, niet ‘klein’, maar ‘matig’
Tot slot is er het leed waar de positief-kritische jeugdzorg een verschil kan maken. Ik heb het dan over primair psychische problematiek. Over hulp aan kinderen en jongeren met serieuze angsten of depressies, ernstige ADHD, alles doordringend autisme, langer bestaand invaliderend psychotrauma, persoonlijkheidsproblematiek in ontwikkeling en met gezins- en opvoedingsproblematiek.
De effectiviteit van de hulp is niet ‘groot’, niet ‘klein’, maar ‘matig’, 55 procent waarbij de cliënt zelf een groot aandeel levert, laten we daar vooral eerlijk over zijn.
Mijn hoop is dat met een dergelijk pakket de jeugdzorg weer haar professionele logica volgt en zich minder laat leiden door de marktlogica. Het vraagt moed van de professionals om van de gebaande paden af te gaan, tegen trends in, op een belangrijke zoektocht.
Bert Vendrik is kinder- en jeugdpsycholoog in Beuningen
Foto: MART PRODUCTIONS via Pexels.com