Mensen met licht verstandelijke beperking: geld biedt eigenwaarde

Voor jonge mensen met een licht verstandelijke beperking is geld extra belangrijk voor hun positie en hun eigenwaarde. In de hulpverlening is deze sociale betekenis van geld wel bekend, maar wordt er weinig naar gehandeld. Dat moet anders, schrijven Monique Kremer, Charlotte Albers en Josien Arts van de Universiteit van Amsterdam.

Veel jonge mensen met een licht verstandelijke beperking (lvb) dromen van een normaal leven; huisje-boompje-beestje. Maar dat ligt vaak niet binnen bereik. Geld verdienen – een baan krijgen en behouden – is problematisch. Geld uitgeven ook; schulden zijn veelvoorkomend. Dat komt allemaal echt niet alleen door hun beperking. Ons beleid en de hulpverlening vertrekken onvoldoende vanuit het feit dat geld ook een sociale betekenis heeft. En dat de eigenwaarde van mensen met een lvb voortdurend onder druk staat. Dat blijkt uit intensief onderzoek onder henzelf.* We hebben gesproken met 71 jongeren met een lvb en met 82 begeleiders.

 Geen ‘nepwerk’

‘Ik zou veel trotser zijn als ik mijn eigen geld zou verdienen’, zegt Gregory, die opnieuw werkloos is geworden. Het geld dat werk oplevert, is niet alleen van praktisch nut en nodig ‘om aan je toekomst te bouwen’; het heeft ook symbolische waarde. Het levert gevoelens van waardering en sociale status op. De psychologe Jahoda (Jahoda e.a. 1975) beschrijft verschillende functies van betaald werk, waaronder ‘structurering van de dag’. Maar vraag je het aan een jongvolwassene, dan betekent werk vooral: een inkomen en zelf geld verdienen.

‘Dat je maar 8 euro per dag verdient, daar schaam ik me echt voor − ik ben al 27’

Tussen de 40 en 55 procent van de mensen met een lvb heeft geen betaald werk (Putman & Woittiez 2020). Werk vinden is lastig, en vast werk nog lastiger, zeker in de reguliere arbeidsmarkt. Jonge mensen met een lvb willen geen ‘nepwerk’ maar echt werk, en liefst niet met andere mensen met een beperking. ‘Als je ons de hele tijd tussen mensen gaat zetten zoals hier, daar bereik je niets mee. Want het werkt niet als je in een instelling woont en je moet ook nog eens werken met de mensen die zelf ook in een instelling wonen’, zegt Tess.

Het alternatief voor betaald werk – dagbesteding − pakt ook niet altijd goed uit. Door de waarde die wordt gehecht aan geld verdienen, zijn mensen soms lastig te motiveren. ‘Ik ga niet werken voor niets’, is een veelgehoorde formulering. Achmed is daarom nooit helemaal eerlijk over zijn dagbesteding bij de zorginstelling. ‘Ik zeg altijd dat ik in het transport in het buitenland werk… dat je maar 8 euro per dag verdient, daar schaam ik me echt voor − ik ben al 27!’

Ronselaars in de drugshandel of seksindustrie spelen vaak in op de broze eigenwaarde van deze mensen

Voor het behoud van hun eigenwaarde moeten zij kunnen uitleggen welk voordeel zij van dit ‘werk’ hebben. Er worden wel eisen gesteld (op tijd komen, je werk afmaken), maar wat krijgen zij ervoor terug? Geen salaris. Het feit dat ze wel een uitkering krijgen, is voor hen een abstract gegeven dat ze vergeten als ze concreet aan het werk zijn.

Crimineel circuit

In het begeleiden van mensen met een lvb naar regulier werk moet er vaak eerst een tijd gewerkt worden zonder dat er betaling tegenover staat. Een reguliere werkgever gebruikt een onbetaalde proefperiode om erachter te komen of iemand wel in de organisatie past en om de loonwaarde te bepalen. Die drempel om eerst een tijdje onbetaald te werken, is voor sommigen dan te hoog.

Als jonge mensen niet goed kunnen uitleggen wat het financiële voordeel is van hun dagbesteding of begeleide werk, en het zelfs leidt tot schaamte en gezichtsverlies, kunnen ze makkelijker verleid worden om ‘snel geld’ te verdienen in het criminele circuit.

Een aanzienlijk deel van de jonge mensen met een lvb komt daarin terecht. Dat verleent hun wel eigenwaarde; het laat zien dat ze iemand kunnen zijn. Ronselaars in de drugshandel of seksindustrie spelen vaak in op de broze eigenwaarde van deze mensen.

Van de bank komen

De ‘logica van eigenwaarde’ die jonge mensen hanteren, botst geregeld met de ‘logica van participatie’ die in de begeleiding – en in de Participatiewet − centraal staat, namelijk dat meedoen belangrijker is dan een echt salaris. Begeleiders houden hun cliënten vaak voor dat als ze maar een stap zetten, van de bank komen, en werknemersvaardigheden leren, ze daarna misschien een echte baan krijgen.

Het echte werk wordt zo nagebootst. Dat botst, want ‘waarom krijgen we dan geen salaris?’ En wie kijkt naar de wet- en regelgeving ziet dat jonge mensen er vaak nauwelijks financieel op vooruitgaan wanneer ze wel werken. Het is lastig is om uit de uitkering te komen, omdat velen enkel het minimumloon kunnen verdienen en met moeite voltijds kunnen werken. Een baan vinden waarmee je ‘echt’ geld kunt verdienen, meer dan een uitkering, is niet eenvoudig voor elkaar te krijgen.

Geldstress

Omdat geld verdienen ingewikkeld is, leven veel mensen met een lvb in armoede, worstelen ze met schulden (Putman & Woittiez 2020). Ze staan vaak onder bewindvoering, zeker als ze in een instelling wonen. Geldstress is aan de orde van de dag; er is altijd een tekort aan financiële middelen. Tegelijkertijd wordt er wel vaak geld uitgegeven aan uitgaan of aan dure Canadese jassen. Hoe komt dat? Hoe belangrijk ook, dat heeft niet alleen te maken met het gebrek aan overzicht of de kortetermijnhouding verbonden aan een licht verstandelijke beperking.

Geld is immers belangrijk om erbij te kunnen horen. Omdat zij vaak nog geen status kunnen ontlenen aan een professionele of economische positie in de samenleving, is voor jonge mensen de rol van consumptie extra groot (Milner 2004). En waaraan mensen hun geld besteden, is ook belangrijk voor hun identiteit: het drukt uit wie ze zijn, of willen zijn.

Rosita koopt tegen de afspraken met haar bewindvoerder in op afbetaling veel kleren voor haar kinderen, omdat ze een goede moeder wil zijn. ‘Ik ben hun moeder, ik wil niet dat zij de pijn hebben van mijn schulden.’ En Ramiro geeft volgens zijn begeleider te veel geld uit aan kleding, geld dat bedoeld is voor voedsel. Maar hij ziet zichzelf als artiest: ‘Die hebben toch ook nooit twee keer dezelfde kleren aan?’ Beiden geven geld uit om uitdrukking te geven aan hun, vaak broze, identiteit.

Pinpas meegeven

Hoewel taboe – geld hoort toch niet in sociale relaties? – is geld (weg)geven ook belangrijk voor de verbintenissen die mensen met elkaar aangaan. Het is een taal waarmee we sociale relaties afbakenen, uitdrukking geven aan wat we voor een ander voelen en wat een ander aan ons heeft, schrijft de sociologe Zelizer (1996). Hoe makkelijker en hoe meer geld je aan de ander geeft, hoe dieper de relatie.

Juan vertelt: ‘Ik heb vierduizend vrienden op Facebook, maar met vijftig daarvan ga ik echt om. Met ongeveer twintig of tien daarvan ga ik chillen, dat zijn vrienden. Daarmee ga ik ook uit en dan geef je af en toe een rondje. Maar er zijn er vijf… dat zijn mijn broeders. Alleen die vijf zou ik mijn fiets uitlenen. Bij broederschap doet geld er niet toe, we voelen elkaar aan. Als iemand geen geld heeft, betalen de anderen, we helpen elkaar. Aan broeders geef je je pinpas mee.’

Maar je pinpas meegeven, kan je behoorlijk in de financiële problemen brengen, zoals Juan zelf ook heeft ervaren. Zijn bankrekening werd geblokkeerd, hij kan geen nieuwe pinpas aanvragen. Toch was het vanuit Juan gezien een logische daad; geld geven, bevestigt de positie die hij inneemt binnen de groep en zorgt voor zelfrespect.

Sociale positie

Geld (uit)geven is een taal die niet voorbehouden is aan mensen met een lvb; het is iets voor iedereen. Maar het geldt sterker voor hen omdat hun eigenwaarde en hun sociale positie voortdurend onder druk staan (Sebrechts 2018). Bovendien kunnen zij minder terugvallen op andere zaken, zoals werk, sociale relaties, hobby’s of talenten, om uitdrukking te geven aan wie zij zijn. Het kleine beetje geld dat ze wel kunnen uitgeven, heeft dan meer waarde.

In de hulpverlening is de sociale betekenis van geld wel bekend, maar er wordt weinig naar gehandeld. Dagelijkse begeleiders vinden nogal eens dat ‘hun prioriteiten niet kloppen’; ze maken verkeerde keuzes. Of ze maken ‘domme keuzes’, door hun beperking. Hun oplossing is: het huishoudboekje op orde maken. Daarin past het verder afschermen van financiën door bewindvoering of het geven van weerbaarheidstrainingen om nee te leren zeggen. Binnen de begeleiding gaan gesprekken over geld daarom merendeels over besparingstips (‘geen A-merken kopen’) of wordt er geholpen bij het opstellen van een spaar- of budgetplan.

Omdat het thema geld veelal belegd is bij de bewindvoerders, behandelen dagelijkse begeleiders geld bovendien als een financieel-administratief onderwerp dat relatief losstaat van andere levensgebieden. De gesprekken over geld gaan dus meestal niet over hoe om te gaan met een moeilijk te verwezenlijken droom (Ramiro), vriendschappen (Juan) of een goede moeder zijn (Rosita). Niet de ‘eigenwaarde-logica’, maar de ‘logica van het huishoudboekje’ staat centraal. Budgetcursussen en weerbaarheidstrainingen zijn uiteraard belangrijk, maar nemen niet alle geldstress weg en blijken niet altijd afdoende.

Eigenwaarde vergroten

Er is dus sprake van botsende logica’s. Mensen hanteren zelf een ‘ eigenwaarde-logica’, terwijl hulpverleners en beleid gericht zijn op ‘ het huishoudboekje’ of op ‘participatie’. Hoewel deze laatste twee doelen heus van belang zijn, is het voor een goede begeleiding in de omgang met geld cruciaal dat er meer aandacht komt voor de sociale waarde van geld.

Er zou betere wet- en regelgeving moeten komen die zorgt dat jonge mensen niet blijvend arm zijn

‘Praat maar niet over geld, dan breekt de pleuris uit’, zei een begeleider in het begin van ons onderzoek. Maar praat juist wél over geld. Begeleiders kunnen ook meer tijd en aandacht besteden aan de teleurstellingen die jonge mensen ervaren wanneer zij proberen een normaal leven te leiden.

Nu is er vaak een strikte scheiding tussen begeleiders en bewindvoerders, waabij  bijna niemand meer de ruimte en de tijd heeft om te praten over geld uitgeven en verdienen (laatstgenoemden hebben 17 tot 22 uur per jaar tijd). Is die strikte scheiding wel zinvol? Velen van de jonge mensen in ons onderzoek willen echt werk met een echt salaris. Maar velen van hen kunnen moeilijk voltijds werken en hebben continue begeleiding nodig, op het werk en thuis.

Echt werk op maat

Dat vergt meer inspanningen van werkgevers, gemeenten en zorginstellingen die zich inzetten voor het op maat gemaakt creëren van echt werk met intensieve begeleiding (zoals Individual Placement and Support) of het scheppen van basisbanen. Dat moet toch meer mogelijk zijn op een arbeidsmarkt die steeds krapper wordt en waar steeds vaker inclusiviteit wordt gepredikt.

Het is daarbij cruciaal dat participatie geen soft begrip is: werk moet lonen. Er zou betere wet- en regelgeving moeten komen die zorgt dat jonge mensen niet blijvend arm zijn, dat er de mogelijkheid ontstaat een leven op te bouwen.

Niet focussen op ‘werknemersvaardigheden’, maar op andere kwaliteiten, zoals zorgzaamheid of vriendschap

En als dagbesteding nauwelijks extra geld oplevert, is het belangrijk dat er op die plekken aandacht wordt besteed aan andere bronnen van eigenwaarde dan een salaris. Dus niet focussen op ‘werknemersvaardigheden’, maar op andere kwaliteiten van mensen, zoals zorgzaamheid of vriendschap.

In onze samenleving wordt eigenwaarde vooral gevormd door een betaalde baan, een huis, een gezin; allemaal zaken die begeleiders en beleid niet tevoorschijn kunnen toveren. Maar er zouden wel meer plekken moeten komen – in de buurt, op de sportvereniging − waar mensen met een lvb meer zelfrespect kunnen krijgen. Zodat iedereen zich goed kan voelen over zichzelf.

Monique Kremer, Charlotte Albers en Josien Arts zijn verbonden aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).

 

Noot

*     Voor het door ZonMw gefinancierde onderzoek Meer op eigen benen in de etnisch diverse stad hebben we vele dagen meegelopen, gezeten en gekeken in verschillende woon- en werklocaties. We hebben gesproken met 71 jonge mensen (18-30 jaar) met een lvb met bijkomende problemen (in jargon: lvb+), allen wonende in een grootstedelijke context. De namen in dit artikel zijn fictief. We spraken ook met 82 verschillende hulpverleners. Naast drie publicaties over deelonderzoeken zijn ook podcasts en filmpjes te downloaden op de website van het Ben Sajet Centrum (bensajetcentrum.nl).

 

Foto: Michael Gaida via Pixabay