#17 – Lvb-jongeren vallen te makkelijk buiten de boot

Serie

Nabij is beter. Decentraal denken en doen

In samenwerking met KING (Kwaliteits Instituut Nederlandse Gemeenten) en de VNG halen Pieter Hilhorst en Jos van der Lans verhalen en ervaringen op over de vraag of de decentralisaties op de werkvloeren van de samenleving daadwerkelijk de vernieuwing op gang brengen die ze hebben beloofd. Elke twee weken rapporteren zij daarover op socialevraagstukken.nl en nodigen zij mensen uit om mee te denken.
Tegenwoordig gaat het erom via een generalistische aanpak tot individueel maatwerk te komen. Maar wat nu als een groep jongeren daardoor systematisch door de mazen van het net glipt? Wat heeft de nieuwe aanpak hen dan te bieden?

Een van de nadelen van het spreken over generalisten en hun integrale werkwijze is dat het specifieke denken over groepen die toch iets eigens nodig hebben dreigt stil te vallen. Er is geen natuurlijke plek meer waar dat gebeurt De professionals die vroeger met zo’n doelgroep in de weer waren zijn vaak opgegaan in wijkteams waar men juist niet in doelgroepen denkt, maar in individueel maatwerk. Het nadenken over preventieve aanpakken van groepen valt makkelijk buiten dit nieuwe stramien.

Voor een specifieke groep jongeren tussen pakweg de 16 en 25 jaar is dat niet handig. Je ziet ook dat nieuw aangetreden professionele troepen in het sociale domein de grootst mogelijke moeite hebben om op deze categorie greep te krijgen, niet in de laatste plaats omdat deze groep vaak door het overschrijden van de leeftijdsgrens van 18 jaar van de ene (onderwijs, jeugdzorg) naar een andere koker (participatiewet of wmo) moet verhuizen. Het gaat hier om jongeren, overigens veelal jongens, die via het speciaal onderwijs hun route naar volwassenheid volgen. Maar je vindt ze niet alleen daar, ook in het vmbo vallen ze op door bijvoorbeeld overmatig schoolverzuim. Een beetje gemeente mag toch al gauw op een jaarlijkse toestroom van een kleine honderd jongeren uit deze categorie rekenen.

Alle helpers weg

Niet zelden zijn ze licht verstandelijk beperkt, hun ouders slagen er niet in om eenduidig richting te geven, vaak hebben ze moeite om overeind te blijven. Dat vinden ze zelf overigens niet. Voor hen zelf is de grens van 18 vaak een stap in de vrijheid. Ze beseffen heel goed dat de wereld waarin ze van alles moeten, overgaat in een wereld waarin ze van alles mogen. Voor een nieuw telefoonabonnement is niet langer een handtekening van de ouders nodig; met je ID kan je drank kopen in de supermarkt. Ze willen af van het gezeur, alle helpers weg – dat is hun nieuwe status. Om er dan na verloop van tijd toch achter te komen dat de werkelijkheid minder feestelijk is als gedacht, dat de kleine lettertjes van het telefoonabonnement grote financiële gevolgen hebben, dat de tering naar de nering moet worden gezet, dat er tal van instanties toch weer op hun weg komen.

Voor professionele hupverleners in jeugd&gezin-teams en sociale wijkteams is dit een lastige groep. Ze glippen makkelijk tussen de mazen van het net door. De jongeren willen er ook tussendoor glippen. Ze hebben ook niet direct problemen van dien aard dat hulpverleners hen bij de kladden moeten grijpen, ze vormen een risicogroep die eigenlijk gebaat is als er op een of andere manier de vinger aan de pols wordt gehouden. Dat zou kunnen voorkomen dat deze jongeren gaan zwerven, drugs of drank gebruiken, gemobiliseerd worden in het criminele circuit of anderszins verwijderd raken van stabiele en gezonde sociale netwerken.

Riskant opvoedvacuüm

Natuurlijk wordt er het nodige gedaan om deze jongeren in het goede gareel te houden. En voor een deel lukt dat ook echt, zeker als de overgang van het speciaal onderwijs naar een of andere manier van participatie soepel tot stand wordt gebracht (wat overigens wel steeds moeilijker wordt, maar dat terzijde). Maar te vaak weten jongeren deze dans te ontspringen; dan verdwijnen ze uit beeld. Er is geen connectie. De docent, de sociale professional, de agent – ze staan toch altijd voor het gezag, het moeten, de verplichting. Ze kunnen eigenlijk ook niet veel betekenen. De contacten die zij aangaan zijn vrijwel altijd formeel. Er wordt door deze professionals nu eenmaal niet gecommuniceerd in de leefwereld van de jongeren. Er wordt geen biertje samen gedronken. Ze staan op afstand. Omdat ook ouders hun greep verliezen - als ze die al ooit gehad hebben, komen deze jongeren in een soort opvoedvacuüm, waarin ze zelf een weg moeten zien te vinden en waar hun ‘opvoeders’ buiten staan. Dat is overigens de normale gang van zaken, die hoort bij de overgang naar zelfstandigheid. Maar bij jongeren met een zeker risicoprofiel (lvb, spijbelen, schooluitval, jeugdzorgcontacten) is die vrije ruimte problematisch. Terugslag, ontsporingen, financieel wanbeheer, overmatig gamegedrag, niet verder komen op de arbeidsmarkt, verleidingen tot crimineel gedrag liggen op de loer. Professionals lopen hier snel achter de feiten aan en moeten dan weer in geweer komen als de problemen hen boven het hoofd stijgen en de schulden in de duizenden euro’s lopen.

Een JIM voor lvb-jongeren met risicoprofiel

Kan dat anders? En kan het op de nieuwe manier, waarin problemen niet opgelost worden door professionals, maar waarin een samenspel tot stand wordt gebracht tussen informele krachten en formele deskundigen? Wij denken van wel. In de jeugdzorg, de primeur is van de jeugdzorgaanbieder Youké, probeert men nu op een aantal plaatsen een uitweg te vinden uit dit soort impasses door de introductie van JIM, een afkorting van Jouw Informele Mentor. Waar het in een gezin mis dreigt te gaan, en maatregelen als uithuisplaatsing of onder toezichtstelling dreigen, kan de jongere de steun inroepen van een JIM. Dat kan een broer zijn, zijn opa, een oom, een buur of een onderwijzer. JIM wordt zijn vertrouwenspersoon, maar de JIM is ook de schakel naar professionals, die hij om raad en daad kan vragen. De JIM helpt met concrete stappen en het opstellen van plannen, de professional met de uitvoering daarvan.

Die formule werkt verbazend goed, niet in de laatste plaats omdat een JIM veel kan bieden wat professionals niet zomaar in huis hebben. Nabijheid, vertrouwen, loyaliteit, snelle uitlaatklep, telefoneren en appen op elk tijdstip, desnoods even crisisopvang – het blijken cruciale eigenschappen waardoor escalatie in gespannen gezinssituaties vaak kan worden voorkomen. Zo ontstaat een heel andere werkwijze van professionals; in plaats van een probleem met jongeren en in een gezin op te lossen, brengt zij een ondersteuningssysteem tot stand waar hij zijn deskundigheid aan ter beschikking stelt. De eerste vraag is niet langer: wat gaan we doen om jouw probleem op te lossen, maar: wie kan ons helpen?

Die benadering biedt ook een uitweg om te dealen met de groep problematische jongeren, vaak met een lvb-achtergrond, die na hun 18e ontsnappen aan ouders en begeleiders. Waarom wachten tot ze in de problemen komen? Waarom brengen we niet al ruim voor hun achttiende en tijdens hun laatste jaar in het speciaal onderwijs een soort JIM in stelling, een soort levenscoach die aanspreekpunt is, vertrouwenspersoon maar die ook tijdig professionals kan inschakelen als de boel ontspoort? Zou het niet mogelijk zijn dat een aantal gemeenten hier het voortouw in neemt? Samen met een organisatie als MEE die hier al de nodige deskundigheid en ervaring mee heeft. Het is een innovatie die zijn geld dubbel en dwars terugverdient omdat het heel wat jeugd&gezin-teams en sociale wijkteams flink wat werk zou besparen. Welke gemeente neemt het initiatief?

Pieter Hilhorst is politicoloog en publicist, tot maart 2014 was hij wethouder in Amsterdam; Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist.

Op 14 januari, op het VNG Nieuwjaarscongres, verscheen Nabij is beter II. Over het inlossen van de beloften van de decentralisaties. De bundel is het vervolg op de gelijknamige essaybundel die begin 2015 werd uitgegeven door KING/VNG. In deel II bundelen Pieter Hilhorst en Jos van der Lans negen afleveringen die eerder in de rubriek ‘Nabij is beter’ op deze site verschenen en maken zij in een uitgebreid nieuw essay de balans op van een jaar decentralisatie van het sociaal domein. Nabij is beter II is te downloaden of te bestellen op: www.kinggemeenten.nl.

Afbeeldingsbron: Alexander Lyubavin (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 5237 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (6)

  1. Denk dat door het wegvallen van het “doelgroepdenken” inderdaad de expertise in het werken met zo’n groep verminderd. Werk zelf als allround hulpverlener, en merk echter wel een positief verschil in het tempo waarin nu een hulpaanbod aangeboden kan worden. De samenwerking met b.v gebiedsteams/gemeentes loopt naar mijn idee steeds gesmeerder waardoor de client snel(ler) begeleiding kan krijgen dan voorheen bij de reguliere grote zorgaanbieders (met lange intakesprocedures.)
    Wat betreft het JIM; lijkt mij een variant van de eigen kracht conferenties?

  2. Dit komt ook heel dicht bij het werken vanuit de presentiebenadering. Dit zouden professionals vanuit de welzijn (jongerenwerkers) perfect kunnen oppakken omdat ze aan weten te sluiten in de beleviningswereld van dit specifieke doelgroep.

  3. Dank voor dit mooie artikel, onze praktijkervaringen hiermee zijn inderdaad zeer positief, ook bij LVB-jongeren. Professionals van de instellingen die de JIM-aanpak mee hebben ontwikkeld (Reinaerde en Amerpoort) geven aan dat specifiek bij LVB-jongeren het goed is de verwachtingen van een JIM vooraf te bespreken. Er is ten slotte sprake van chronische problematiek in plaats van fase problematiek.
    En klopt Barbara, eigen kracht conferenties zijn een belangrijke inspiratiebron geweest. Deze aanpak gaat weer een stapje verder door niet alleen gelijkwaardige besluitvorming tussen formeel en informeel te realiseren, maar ook gelijkwaardige samenwerking tussen deze twee te faciliteren, totdat er sprake is van een duurzame informele pedagogische coalitie.
    Kijk voor meer informatie op http://www.jimwerkt.nl

  4. “systematisch door de mazen van het net … ” – Allerlei personen en instanties onttrekken zich van hun verantwoording door achter een muur van regels schuil te gaan. Dat veroorzaakt de maas!

    Om tot goede resultaten te komen moet iemand over capaciteiten van leiderschap en teambuilding beschikken alsmede de individuen op juiste wijze de persoonlijke benadering en aanpak kunnen bieden. Individuen binnen een doelgroep kunnen sterk verschillen. Ook is het noodzakelijk dat de zwakkeren zich onder de sterkeren kunnen bewegen om zich op te trekken. Ook het is noodzakelijk dat de sterkeren niet neerkijken op de zwakkere maar voldoende sociale toegenegenheid ontwikkelen om samen te werken.

    Ik ben meer voor verbroedering tussen de ‘klassen’ dan van ‘isolatie’ van doelgroepen. Experts geven soms een label of classificatie en de maatschappij gaat dit nog eens versterken … Leer om samen te werken met iemand die totaal verschilt van jou!

    Denk over het volgende maar eens na: Hoe komt het dat sommigen worden afgestoten en is dit gerechtvaardigd?

  5. Mooi artikel over een mogelijke levenscoach en JIM. De gemeente Noordoostpolder heeft als eerste gemeente ingestemd met de inzet van een MEE levenscoach. Een coach die structureel op kruispunten aanwezig is.De levenscoach is er voor mensen die in hun hele leven behoefte hebben aan ondersteuning, bijvoorbeeld mensen met een lichte verstandelijke beperking of mensen met een vorm van autisme. De levenschoach denkt samen met de betrokkene(n) na over de toekomst. Hierdoor komt er zicht op de gevolgen van de beperkingen op het kind / gezin en er komt zicht op een passend aanbod van behandeling of ontwikkeling. Door op structurele momenten, levensdomein doorbrekend laagdrempelig in gesprek te gaan, voorkom je langdurige afhankelijkheid van voorzieningen op moment dat preventieve inzet nog mogelijk is. Het direct mobiliseren van het informele netwerk om iemand heen, zorgt voor een duurzame borging op lange termijn. Waarbij de proffesional alleen op die momenten ingezet wordt daar waar nodig.

    Eindelijk een gemeente die daadwerkelijk de mogelijkheid biedt, handen en voeten te geven aan een visie die vaak door iedereen wordt omarmt, maar zelden in de praktijk wordt uitgevoerd.

    Raymond Schrijver
    Accountmanager MEE IJsseloevers

  6. Samenwerking loont:
    In de kop van Drenthe werken gemeenten, Sociale diensten, scholen, werkgevers, SW, MEE, S-bb en Universiteit samen om jongeren met een beperking te ondersteunen.

    Jongeren met een beperking hebben moeite om hun weg te vinden in de huidige ingewikkelde en snelle wereld. Zij hebben een steuntje in de rug nodig, iemand die hen helpt grip te krijgen op hun toekomst, zodat ze daarna zelfstandig verder kunnen in onze maatschappij. Door een tijdige en doorlopende ondersteuningslijn kan voorkomen worden dat jongeren tussen wal en schip vallen. En als dit preventief gebeurt, dus de jongeren met een beperking tijdig ondersteuning wordt geboden, dan kan een leven aan de zijlijn worden voorkomen. Want meedoen is belangrijk, voor iedereen.
    beperking, met name bij overgangsmomenten. De stap van school naar werk is zo’n moment. De overgang van Praktijk- en Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) naar werk is voor sommige jongeren erg lastig. Naast een goede afstemming tussen onderwijs en arbeid is er vaak meer nodig. Er spelen meestal meer zaken in het leven van een jongere met een beperking. Om een jongere klaar te stomen voor de arbeidsmarkt is het belangrijk dat naar alle aspecten wordt gekeken. Naast leren & werken zijn dat regelgeving & geldzaken (bijvoorbeeld rechten en plichten in verband met een uitkering, soms ook schulden) en samenleven & wonen (hoe gaat het thuis? Bij ouders of zelfstandig?). Regelmatig zijn meerdere hulpverleners met ieder hun eigen expertise betrokken. Daardoor is het vaak moeilijk om een goede analyse te maken, een ieder kijkt immers maar naar één aspect. Een integrale probleemanalyse en regie op de uitvoering zijn noodzakelijk. De regisseur is iemand die de verbinding maakt tussen de verschillende hulpverleners. Iemand die er boven hangt en met de jongere overlegt wat op dat moment het beste voor hem is. En kan opschalen én afschalen als gespecialiseerde ondersteuning op één specifiek aspect noodzakelijk is. Die regisseur (Navigator) is niet permanent aanwezig, maar kan ingeschakeld worden als het nodig is. Bij overgangsmomenten, zoals van school naar werk, van werk naar werk, van thuis wonen naar zelfstandig wonen. En dat allemaal om te zorgen dat jongeren met een beperking ook een reële kans krijgen op de arbeidsmarkt en maximaal in beeld komen voor passend betaald werk, of, als dit echt niet lukt, een zinvolle dagbesteding waardoor ze zo goed mogelijk meedoen in de samenleving.

    Zoveel mogelijk jongeren met een beperking aan het werk en uit de uitkeringssituatie, dat is het doel van Navigator. Daarmee wordt meedoen in de participatiemaatschappij beoogd. We weten dat mensen met passend werk minder een beroep doen op een uitkering en kostbare langdurige of gespecialiseerde zorg. Zo snijdt het mes aan meerdere kanten.

    Nu blijkt dat veel jongeren die anders zouden vast lopen gewoon mee kunnen doen. In werk, in onderwijs, in stages. Hulde aan die jongeren!

    Hein Kars
    MEE Drenthe.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.