INTERVIEW Denise de Ridder: ‘Geef ruimte aan de creativiteit van mensen’

De anderhalve meter-samenleving wordt stapje voor stapje ontwikkeld. Geboden helpen daar niet bij, zegt hoogleraar Denise de Ridder. ‘Er zijn maar twee manieren waarop je gedragsverandering echt volhoudt: het moet makkelijker worden of leuker.’

Met het verlaten van de intelligente lockdown ontstaat een nieuwe vraag: hoe leven we samen in een publieke ruimte waarin het virus op de loer ligt? Looproutes, 390 euro boete, mondkapjes, het vermijden van drukte - van het zo natuurlijk lijkende sociale gedrag drie maanden geleden is weinig meer over. Onderlinge irritaties liggen aan de oppervlakte. Over mensen die zich niet zo moeten aanstellen, of die juist te onvoorzichtig zijn, over wat in deze tijd wel of niet a-sociaal is.

Denise de Ridder, hoogleraar psychologie aan de Universiteit Utrecht, bekijkt de groeistuipen van de anderhalve meter samenleving met mildheid. ’We hebben in de afgelopen maanden een formidabel adaptatievermogen gezien. Ik vind al dat gemopper over mensen die het even niet goed doen niet terecht.’

Wat bedoelt u met formidabel adaptatievermogen?

’De ene dag maakten we nog grapjes over het niet schudden van handen. De volgende zaten we in een lockdown. Dat ging heel abrupt en we pasten ons massaal aan. Mensen kunnen snel hun standaarden aanpassen. Er is in de jaren zeventig al mooi onderzoek gedaan onder mensen die een grote prijs wonnen en mensen die dwarslaesie kregen. In beide gevallen was het gewenningspatroon vergelijkbaar. Al vrij snel is de nieuwe situatie ”gewoon”.’

Waarom lukt ons dat?

’Daar zijn met name evolutionaire verklaringen voor. Ons adaptatievermogen is cruciaal voor ons overleven. Dat mechanisme hebben we altijd al nodig gehad en kunnen we gebruiken als de situatie daarom vraagt. Ik heb een collega die zes weken in China is geweest en hier bij terugkomst verbijsterd was omdat niemand een mondkapje droeg. Na zes weken in een andere cultuur vond hij de situatie hier al abnormaal.’

Jij zegt ‘formidabel adaptatievermogen’. In de publieke opinie en bij bestuurders lees je de nodige zorgen en kritiek op mensen die zich niet aan de regels houden.

’Dit is een experiment op ongekende schaal. Wij zijn gewoontedieren. We zijn niet gewend om met een boog om anderen heen te lopen. Afstand houden werd tot voor kort eerder als beledigend gezien. Die routines zitten diep.’

Je niet aan de nieuwe regels houden is geen ongehoorzaamheid?

‘Aan gehoorzaamheid zit een connotatie dat mensen zelf niet zouden willen. Dat is hier denk ik niet het geval. Ik zie dat de meeste mensen van goede wil zijn. Ze willen zich gedragen zoals van hen verwacht wordt. Maar we zijn vergeetachtig, of we zijn er met het hoofd niet bij of we letten even niet op. Het laat een gegeven zien waar in de psychologie weinig discussie over is: de kloof tussen wat mensen willen en wat mensen doen.’

Goede zin

De behoefte aan nieuwe gedragsnormen vraagt niet, benadrukt de Ridder, om het gebieden of zelfs het criminaliseren ervan. Het hameren op richtlijnen werkt volgens haar contraproductief. ’Je zet mensen daarmee klem. Als beleidsmakers “hou vol’ zeggen, draaien ze aan precies de verkeerde knop. Dan doe je een beroep op wilskracht en die is eindig. Wilskracht is een nood-strategie, niet iets voor het leven van alledag.’

Wat helpt wel in de ontwikkeling van nieuwe normen, nieuw gedrag in het publieke domein?

’De creativiteit en inbreng van mensen zelf. We weten inmiddels heus wel dat er de komende tijd echt wat verandert, maar het is belangrijk dat we die veilige omgeving zelf mee mogen inrichten, dat we daarvoor ruimte krijgen. Hoe kunnen we scholen, universiteiten, werkplekken, winkels, het openbaar vervoer en parken zo inrichten dat we ook ons echt naar “het nieuwe normaal” gaan gedragen? De overheid zegt dat we het samen moeten doen. Laat dat dan ook zien.’

Waarom is die ruimte belangrijk?

’Twee redenen. De eerste is dat mensen dat de nieuwe situatie zo beter kunnen verdragen. De tweede is dat het zo meer van mensen zelf wordt. De uitdaging bij gedragsverandering is de lange termijn. Gezonder eten willen we allemaal, of aan recycling doen, of, zoals nu, afstand houden. Er zijn maar twee manieren waarop je dat echt kunt: het moet makkelijker worden of leuker. Van ”houd anderhalve meter afstand” krijg je geen goede zin.’

Maar het moet toch.

’En juist dat wordt dan het probleem. We kunnen in de publieke ruimte allerlei geboden plaatsen, maar we moeten erkennen dat er in het openbare leven situaties zijn waarin dat niet lukt. Het valt mij dan op dat er weinig perspectief wordt geboden om op die lastige momenten sociaal toch goed te functioneren. Ik ben geen viroloog, maar vanuit mijn perspectief zou ik mondkapjes daarom goed kunnen begrijpen. Die laten het onderlinge verkeer soepeler verlopen.’

Beleidsmakers en bestuurders moeten niet alleen maar zeggen wat er niet kan?

’Ik zag onlangs een interview met Femke Halsema, de burgemeester van Amsterdam. Zij zei dat ze in Amsterdam mensen die zelf met goede ideeën komen, wil faciliteren. Ze noemde de kleine cafeetjes in haar stad. Een groep caféhouders had het plan bedacht een plein te gebruiken. Omwonenden konden daar zonder consumptie ook zitten. Ze zei terecht dat je juist in deze tijd elk initiatief dat mensen nemen om verder te kunnen moet waarderen.’

Reminders

Een van de thema’s in het werk van Denise de Ridder is nudging: keuzes beïnvloeden door een duwtje in de goede richting. Op de vraag of nudges in de ontwikkeling van de anderhalve meter samenleving kunnen helpen, antwoordt de hoogleraar met een duidelijk ’absoluut’. We maken er volgens haar veel te weinig gebruik van.

’Deze crisis laat zien dat je met traditionele maatregelen als voorlichting te weinig bereikt als je mensen niet helpt op het moment van keuzes maken. Denk aan de strepen bij de kassa’s in de supermarkten. Iedereen houdt zich daaraan.’

Nudges zijn geen verholen geboden?

’Juist niet. De goede nudges zijn vriendelijke, speelse reminders. Ze helpen bij het ontwikkelen van nieuwe collectieve gedragspatronen. Hier op de universiteit willen we op iedere toiletspiegel een leuke handwas-herinnering aanbrengen. Of denk aan rotondes voor voetgangers op drukke plekken, electronica in armbandjes die op speelse manier waarschuwen dat we te dichtbij komen. Juist op het moment van kiezen zijn nudges belangrijk. Anders dan bij een gebod voelen mensen zich bij nudges nog steeds serieus genomen. Je voelt jezelf nog steeds een autonome, competente beslisser. Jij beslist, je wordt alleen een beetje geholpen.’

We werken aan nieuwe collectieve gedragspatronen?

’Onderzoek laat zien dat we er gemiddeld drie maanden over doen voor een eenvoudige handeling als afstand houden een nieuwe routine wordt. Een routine betekent dat je niet meer over die handeling nadenkt. Nudges steunen daarin. Waar je samen aan werkt, zijn descriptieve sociale normen. We doen wat anderen doen. We kijken naar elkaar. Doordat we iets bij een ander zien, herkennen, begrijpen, wordt het nieuwe gedrag makkelijker. Een sociale norm ontwikkelen we met z’n allen, maar daar heb je duwtjes bij nodig.’

Hoe bevorder je de inzet van die duwtjes?

’Veel mensen kennen inmiddels het programma ’Frontberichten’. Waarom laat je daar geen mensen zien die vertellen hoe ze het doen, die nieuwe anderhalve samenleving, dat nieuwe normaal? Hoe beweegt een burger zoals jij en ik zich door de supermarkt? Zo maak je de descriptieve norm zichtbaar. Dat is nodig in de zoekende samenleving die we nu zijn. Het gaat nu niet meer om de IC-cijfers. We zitten in een fase waarin de aandacht moet verschuiven van de zieken naar de gezonden die er samen voor moeten zorgen dat de besmettingen niet opnieuw oplaaien.’

Bakens

De Ridder denkt dat we met de corona-crisis ’onze onschuld hebben verloren’. Ze spreekt glimlachend over de ’dolle eeuwwisseling-euforie’. Vijftig jaar waarin we deden wat we wilden.

’Het kan zijn dat we nu beseffen dat ons gedrag gevolgen heeft voor onze publieke gezondheid. Dat we onszelf door ons gedrag kwetsbaar maken. Dat zou kunnen doorwerken in onze maatschappij, in hoe wij leven.’

U bent er niet zeker van dat dat besef doorbreekt?

’Ik steek er mijn hand niet voor in het vuur. Deze crisis is in potentie een moment om bakens te verzetten, maar hierna begint het pas. Dat is die kloof tussen wat mensen willen en wat mensen doen, tussen intentie en implementatie. Het alom bekende voorbeeld is afvallen. Dat wil vrijwel iedereen maar het lukt maar weinig mensen om het geheel op eigen kracht te doen. Veranderen doe je niet zomaar.’

Piet-Hein Peeters is journalist en gespreksleider. 

Denise de Ridder is hoogleraar psychologie aan de Universiteit Utrecht